Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de tumor. De incidentiedatum kan niet na de datum van aanvang van behandeling liggen. Wanneer de behandeling start voor de histologische bevestiging, is de incidentiedatum de datum van klinische diagnose van de tumor. De incidentiedatum ligt altijd binnen een termijn van 3 maanden na het eerste klinische bezoek in verband met deze tumor.
Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de tumor. De incidentiedatum kan niet na de datum van aanvang van behandeling liggen. Wanneer de behandeling start voor de histologische bevestiging, is de incidentiedatum de datum van klinische diagnose van de tumor. De incidentiedatum ligt altijd binnen een termijn van 3 maanden na het eerste klinische bezoek in verband met deze tumor.
Patiëntgegevens
ink_ses
Mediaan inkomen in postcodegebied als proxy voor sociaaleconomische status (SES).
Beschikbaar vanaf 2010. Sociaaleconomische status (SES) omvat iemands maatschappelijke positie. Het bepaalt voor een belangrijk deel de gezondheid en hangt onder meer samen met iemands levensverwachting in goede gezondheid. In onderzoek naar de samenhang tussen SES en gezondheid worden doorgaans de indicatoren opleiding, inkomen, beroep en/of materiële welstand gebruikt. Deze variabele berust op inkomen als proxy voor SES.
Er is gebruik gemaakt van inkomensgegevens per postcodegebied afkomstig van het CBS met 2019 als peiljaar. Deze gegevens zijn op 16‐10‐2023 gedownload via https://www.cbs.nl/nl‐nl/dossier/nederland‐regionaal/geografische‐data/gegevens‐per‐postcode.
Inkomen is hierbij gedefinieerd als het mediaan besteedbaar huishoudinkomen na correctie voor de grootte en de samenstelling van het huishouden. Per gebied is de mediaan van het gestandaardiseerde inkomen per huishouden vergeleken met de verdeling van dit inkomen voor alle huishoudens in het land, en op basis hiervan ingedeeld in een groep; laag, onder midden, midden, boven midden, of hoog. De bijbehorende inkomensgrenzen (uitgedrukt in euro's) zijn hier te vinden: https://www.cbs.nl/nl‐nl/longread/diversen/2023/statistische‐gegevens‐per‐vierkant‐en‐postcode‐2022‐2021‐2020‐2019/4‐beschrijving‐cijfers. Omdat het aantal huishoudens per postcodegebied vaak klein is, is er door het CBS ook gekeken naar het 99% betrouwbaarheidsinterval van het mediane inkomen. Wanneer dit interval meerdere groepen (laag, onder midden, midden, boven midden, of hoog) omvat, dan is er een nieuwe groep aangemaakt met als omschrijving het bereik ervan (bijvoorbeeld: 'laag tot onder midden'). Doordat het betrouwbaarheidsinterval is meegenomen overlappen de categorieën elkaar gedeeltelijk. Wanneer het mediane inkomen gebaseerd is op minder dan 10 huishoudens, dan is het inkomen gecategoriseerd als 'onclassificeerbaar'. In totaal zijn er 12 inkomenscategorieën die het CBS hanteert.
Voor deze variabele is het aantal categorieën gereduceerd tot 3 categorieën, zodat het aantal categorieën behapbaar blijft en er geen sprake meer is van overlap in categorieën (en de hieraan verbonden inkomensgrenzen).
Aandachtspunten:
‐ Inkomen is een momentopname en zegt niets over het reeds opgebouwde vermogen.
‐ Het betreft geen individuele data maar data per postcodegebied, waarbinnen behoorlijke spreiding voor kan komen.
‐ Vanwege de aanzienlijke leeftijdsafhankelijkheid van huishoudinkomen is het van belang om bij analyses alleen personen in dezelfde leeftijdscategorie met elkaar te vergelijken.
‐ Het mediaan besteedbaar inkomen wordt als valide gezien voor een tijdsperiode van maximaal 10 jaar vóór en 10 jaar na het peiljaar (2019)
Selectie van maligniteiten te specificeren in aanvraag:
‐Periode: Eerdere maligniteiten en/of latere maligniteiten of op basis van een specifieke periode voorafgaand of rondom incidentiedatum.
‐Type: Alle type kanker in NKR, of alle maligne/invasieve (excl. bcc van de huid), of selectie op specifieke tumorsoorten.
Inhoud NKR Database waarvoor volledige beschikbaarheid:
Periode: Landelijk compleet vanaf 1989
Exclusiecriteria:
‐ Patiënten woonachtig in het buitenland ten tijde van incidentie
‐ Basaalcelcarcinomen van de huid en lip
‐ Tweede invasieve en tweede niet‐invasieve plaveiselcarcinomen van de huid
‐ Adenocarcinoma in situ/hooggradige dysplasie van colon, rectosigmoïd en rectum
‐ Carcinomen in situ van de cervix
‐ Goedaardige/borderline tumoren, uitgezonderd:
‐ Tumoren van het centrale zenuwstelsel vanaf 2001
‐ Borderline tumoren van ovarium
‐ AL amyloïdose vanaf 2017
‐ Polymorfe PTLD
Interval incidentiedatum en datum van de eerdere of latere maligniteit
Patiëntgegevens
mal_tumsoort
Tumorsoort van de eerdere of latere maligniteit.
Betreft de NKR tumorsoortindeling op basis van lokalisatie, morfologie en gedrag. Voor meer informatie zie: https://iknl.nl/nkr/registratie/tumorindeling
Het cijferdeel van de postcode van de patiënt ten tijde van incidentie
Patiëntgegevens
vit_stat
Vitale status.
Eenmaal per jaar aan het einde van het eerste kwartaal wordt de NKR met de GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) gekoppeld. Het GBA is dan compleet tot februari van dat jaar. De vitale status geeft de status tot maximaal deze datum. Voor de patiënten die volgens de GBA nog in leven zijn is de datum van vitale status de datum tot wanneer de GBA compleet is. Is een patiënt volgens het GBA overleden of geëmigreerd dan is de datum van vitale status de datum van overlijden of emigratie. Met deze datum en de incidentiedatum wordt vervolgens het interval tussen incidentiedatum en datum van vitale status (dagen) berekend.
Eenmaal per jaar aan het einde van het eerste kwartaal wordt de NKR met de GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) gekoppeld. Het GBA is dan compleet tot februari van dat jaar. De vitale status geeft de status tot maximaal deze datum. Voor de patiënten die volgens de GBA nog in leven zijn is de datum van vitale status de datum tot wanneer de GBA compleet is. Is een patiënt volgens het GBA overleden of geëmigreerd dan is de datum van vitale status de datum van overlijden of emigratie. Met deze datum en de incidentiedatum wordt vervolgens het interval tussen incidentiedatum en datum van vitale status (dagen) berekend.
Interval incidentiedatum en datum vitale status (dagen).
Eenmaal per jaar aan het einde van het eerste kwartaal wordt de NKR met de GBA (Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens) gekoppeld. Het GBA is dan compleet tot februari van dat jaar. De vitale status geeft de status tot maximaal deze datum. Voor de patiënten die volgens de GBA nog in leven zijn is de datum van vitale status de datum tot wanneer de GBA compleet is. Is een patiënt volgens het GBA overleden of geëmigreerd dan is de datum van vitale status de datum van overlijden of emigratie. Met deze datum en de incidentiedatum wordt vervolgens het interval tussen incidentiedatum en datum van vitale status (dagen) berekend.
Tumorgegevens
anorect_overg_afst
Afstand tot anorectale overgang.
Geregistreerd voor rectum‐ en rectumsigmoidcarcinomen vanaf 2017.
Betreft alle mutaties, niet alleen V600E. De BRAF mutatie kan op verschillende momenten in het behandeltraject (eerste of latere lijn) bepaald zijn. Moleculaire status is niet compleet in de NKR, aangezien moleculaire analyse niet standaard uitgevoerd wordt. Bovendien wordt follow‐up nog niet standaard voor alle patiënten vastgelegd in de NKR. Beschikbaar vanaf 2015.
De 'Extent of Disease' (EoD)‐stadiëring wordt gebruikt voor solide tumoren waarvoor geen gangbare andere stadiëring zoals de TNM‐stadiëring bestaat De EoD‐stadiëring werd ook gebruikt bij morfologie M8000 (geen PA‐bevestiging) tot incidentiedatum 01‐01‐2012.
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
cstadium: Het klinisch stadium wordt gebaseerd op de cTNM. De cTNM wordt gebaseerd op informatie verkregen voor aanvang van de (neoadjuvante) behandeling, inclusief bevindingen tijdens chirurgische ingrepen (wanneer niet neoadjuvant behandeld) die van invloed zijn op het behandelplan.
Betekenis "X" (onbekend): Het juiste stadium kan niet berekend worden, bijvoorbeeld bij TX/NX/M0. Betekenis "M" (missing): Een M wordt weergegeven als er geen TNM is ingevuld. Dit kan het geval zijn als de registratie nog niet volledig is afgerond, of er kan gebruik gemaakt zijn van de EoD‐stadiëring in plaats van de TNM‐stadiëring. Betekenis stadium "NVT" (niet van toepassing): TNM‐stadium is niet van toepassing voor de betreffende tumorsoort in deze incidentieperiode.
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
Niet microscopisch bevestigd
0 = alleen overlijdensverklaring beschikbaar
1 = alleen klinisch onderzoek (anamnese en lichamelijk onderzoek)
2 = klinisch‐diagnostische onderzoeken, exploratieve chirurgie of obductie (zonder microscopisch bevestiging)
4 = specifieke biochemische en/of immunologische laboratoriumonderzoeken
Microscopisch bevestigd
5 = hematologische (beenmergcytologie = bijvoorbeeld beenmergpunctie, bloeduitstrijk) of cytologische bevestiging van de primaire tumor of metastasen, of microscopische bevestiging zeker, maar onduidelijk of dit cytologie of histologie betreft
6 = histologische bevestiging uitsluitend van metastase(n), inclusief bij obductie
7 = histologische bevestiging van de primaire tumor, of onduidelijk of histologische bevestiging de primaire tumor of een metastase betreft, obductie (met histologische bevestiging)
Dubbeltumoren zijn tumoren die gediagnosticeerd zijn binnen 6 maanden (183 dagen) van elkaar. In de NKR worden ze vastgelegd binnen het item 'Multifocaliteit' indien de tumor in dezelfde operatie is verwijderd en het dezelfde topografie betreft (de sublokalisatie kan wel verschillen) of als er sprake is van een dubbeltumor die niet chirurgisch behandeld wordt. In alle andere gevallen worden er aparte registraties aangemaakt per dubbeltumor.
Beschikbaar vanaf 2018 voor rectumcarcinoom en rectosigmoidcarcinoom. Vanaf 2020 alleen beschikbaar voor rectumcarcinoom. Alleen van toepassing bij cT3 tumoren.
Beschikbaar vanaf 2019 voor T1 tumoren (cT1 en/of pT1) behandeld met lokale resectie. Sinds 2020 ook voor T1 tumoren behandeld met een chirurgische resectie.
Interval incidentiedatum en datum van metastase (dagen).
Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Als datum van de metastase geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de metastase. De datum van klinische diagnose wordt aangehouden indien er niet binnen 3 maanden sprake is van histologische bevestiging. De datum van metastase kan daarom maximaal 3 maanden voor de incidentiedatum van de primaire tumor liggen.
Geen metastase(n) aanwezig in het betreffende orgaan
1
Alleen metastase(n) aanwezig in het betreffende orgaan
2
Metastasering aanwezig in het betreffende orgaan en daarnaast ook in andere organen
Tumorgegevens
meta_topo
Topografie exclusief sublokalisatie van metastase.
Lokalisatie van de metastase volgens ICD‐O‐3. Lokalisaties van metastasen werden vanaf 2008 in alle regio's geregistreerd. Bij metastasen op afstand op meer dan drie plaatsen, is t/m 2014 bij meta3 C768 gecodeerd om aan te geven dat er meer metastasen waren dan 3 lokalisaties. Bij recentere registraties is soms C768 gecodeerd om aan te geven dat er meer metastasen waren dan 4 lokalisaties.
Verklaring records waar cm en pm beide niets aangeven over metastasen terwijl er wel metastaselokalisaties bij diagnose zijn geregistreerd: De cTNM wordt gebaseerd op informatie verkregen voor aanvang van de (neoadjuvante) behandeling, inclusief bevindingen tijdens chirurgische ingrepen (wanneer niet neoadjuvant behandeld) die van invloed zijn op het behandelplan. De pM geeft aan over er PA‐bevestiging is van de metastase op afstand. Indien er tijdens of na afronding van de neoadjuvante behandeling metastasen worden aangetroffen dan wordt de registratie van de TNM niet meer aangepast, maar wordt wel alsnog de metastaselokalisatie geregistreerd.
Indien in de dataset ook metastaselokalisaties na progressie zijn opgenomen: In de NKR worden bij progressie alleen nieuwe en/of gegroeide lokalisaties van metastase(n) vastgelegd, dus niet alle op het moment van progressie nog aanwezige metastasen worden nogmaals vastgelegd. C809 wordt gecodeerd bij klinische progressie, waarbij niet bekend is waar de progressie zit.
Hematopoietisch en reticulo‐endotheliaal stelsel
C44
Huid
C48
Retroperitoneum en peritoneum
C49
Weke delen
Tumorgegevens
meta_topo_sublok
Topografie inclusief sublokalisatie van metastase.
Lokalisatie van de metastase volgens ICD‐O‐3. Lokalisaties van metastasen werden vanaf 2008 in alle regio's geregistreerd. Bij metastasen op afstand op meer dan drie plaatsen, is t/m 2014 bij meta3 C768 gecodeerd om aan te geven dat er meer metastasen waren dan 3 lokalisaties. Bij recentere registraties is soms C768 gecodeerd om aan te geven dat er meer metastasen waren dan 4 lokalisaties.
Verklaring records waar cm en pm beide niets aangeven over metastasen terwijl er wel metastaselokalisaties bij diagnose zijn geregistreerd: De cTNM wordt gebaseerd op informatie verkregen voor aanvang van de (neoadjuvante) behandeling, inclusief bevindingen tijdens chirurgische ingrepen (wanneer niet neoadjuvant behandeld) die van invloed zijn op het behandelplan. De pM geeft aan over er PA‐bevestiging is van de metastase op afstand. Indien er tijdens of na afronding van de neoadjuvante behandeling metastasen worden aangetroffen dan wordt de registratie van de TNM niet meer aangepast, maar wordt wel alsnog de metastaselokalisatie geregistreerd.
Indien in de dataset ook metastaselokalisaties na progressie zijn opgenomen: In de NKR worden bij progressie alleen nieuwe en/of gegroeide lokalisaties van metastase(n) vastgelegd, dus niet alle op het moment van progressie nog aanwezige metastasen worden nogmaals vastgelegd. C809 wordt gecodeerd bij klinische progressie, waarbij niet bekend is waar de progressie zit.
Beschikbaar vanaf 2015 voor cT2 en cT3 tumoren. Betreft de afstand van de primaire tumor tot de MRF, niet de afstand van een eventuele lymfeklier tot de MRF
De MSI status kan op verschillende momenten in het behandeltraject (eerste of latere lijn) bepaald zijn. Moleculaire status is niet compleet in de NKR, aangezien moleculaire analyse niet standaard uitgevoerd wordt. Bovendien wordt follow‐up nog niet standaard voor alle patiënten vastgelegd in de NKR. Beschikbaar vanaf 2015.
Alle lymfklieren die in het kader van initiële diagnostiek en behandeling zijn onderzocht bij elkaar opgeteld.
Tumorgegevens
peod
Pathologische tumoruitbreiding (EoD).
De 'Extent of Disease' (EoD)‐stadiëring wordt gebruikt voor solide tumoren waarvoor geen gangbare andere stadiëring zoals de TNM‐stadiëring bestaat De EoD‐stadiëring werd ook gebruikt bij morfologie M8000 (geen PA‐bevestiging) tot incidentiedatum 01‐01‐2012.
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Betekenis laatste teken van de pN:
S: Uitslag alleen gebaseerd op onderzoek van de schildwachtklier (sn)
I: Geïsoleerde tumorcellen (ITC)
M: Micrometastasen (mi)
Afmeting op basis van de diameter van de poliep. Beschikbaar vanaf 2019 voor T1 tumoren (cT1 en/of pT1) behandeld met lokale resectie. Sinds 2020 ook voor T1 tumoren behandeld met een chirurgische resectie.
Tumorgegevens
pos_lymf
Aantal positieve regionale lymfeklieren
Tumorgegevens
pstadium
Pathologisch TNM‐stadium.
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
pstadium: Het pathologisch (post‐chirurgisch) stadium wordt gebaseerd op de pT, de pN en de cM/pM. Ook in het geval van prechirurgische therapie is er gekeken naar de pT en de pN (de ypT en ypN in dat geval). Wanneer er na prechirurgische therapie geen tumor meer aantoonbaar is wordt dit weergegeven als stadiump=0.
Betekenis "X" (onbekend): Het juiste stadium kan niet berekend worden, bijvoorbeeld bij TX/NX/M0. Betekenis "M" (missing): Een M wordt weergegeven als er geen TNM is ingevuld. Dit kan het geval zijn als de registratie nog niet volledig is afgerond, of er kan gebruik gemaakt zijn van de EoD‐stadiëring in plaats van de TNM‐stadiëring. Betekenis stadium "NVT" (niet van toepassing): TNM‐stadium is niet van toepassing voor de betreffende tumorsoort in deze incidentieperiode.
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
De RAS mutatie kan op verschillende momenten in het behandeltraject (eerste of latere lijn) bepaald zijn. Moleculaire status is niet compleet in de NKR, aangezien moleculaire analyse niet standaard uitgevoerd wordt. Bovendien wordt follow‐up nog niet standaard voor alle patiënten vastgelegd in de NKR. Beschikbaar vanaf 2015.
Vanwege de introductie van indicatiestelling (C)RT (zie richtlijn colorectaal carcinoom) is deze variabele beschikbaar vanaf 2015 voor ongemetastaseerde rectumcarcinomen. Risicogroep bij ongemetastaseerd rectum carcinoom is bepaald bij diagnose aan de hand van de klinische TNM, afstand tot mesorectale fascie en extramurale invasie.
Voor de TNM‐classificatie is gebruik gemaakt van de editie die geldt op het moment van incidentie.
Van 1989 tot en met 1992 4de editie (TNM 4),
van 1993 tot en met 1998 4de editie 2de revisie (TNM 4),
van 1999 tot en met 2002 is dit TNM classificatie 5de editie (TNM 5),
van 2003 tot en met 2009 is dit TNM classificatie 6de editie (TNM 6),
van 2010 tot en met 2016 is dit TNM classificatie 7de editie (TNM 7),
en vanaf 2017 is dit TNM classificatie 8de editie (TNM 8).
Stadium: Het stadium op basis van pTNM aangevuld met cTNM dat zo goed als mogelijk het daadwerkelijke stadium van de tumor weergeeft ten tijde van diagnose. In eerste instantie wordt gekeken naar de waarden van de pTNM. Wanneer er geen chirurgie heeft plaatsgevonden, de waarde van de pTNM onbekend is, of er is sprake van prechirurgische therapie (de pTNM is dan een ypTNM) dan is er gekeken naar de waarden in de cTNM.
Betekenis "X" (onbekend): Het juiste stadium kan niet berekend worden, bijvoorbeeld bij TX/NX/M0. Betekenis "M" (missing): Een M wordt weergegeven als er geen TNM is ingevuld. Dit kan het geval zijn als de registratie nog niet volledig is afgerond, of er kan gebruik gemaakt zijn van de EoD‐stadiëring in plaats van de TNM‐stadiëring. Betekenis stadium "NVT" (niet van toepassing): TNM‐stadium is niet van toepassing voor de betreffende tumorsoort in deze incidentieperiode.
Beschikbaar vanaf 2019 voor T1 tumoren (cT1 en/of pT1) behandeld met lokale resectie. Sinds 2020 ook voor T1 tumoren behandeld met een chirurgische resectie.
Beschikbaar vanaf 2015. Vanaf 2020 is het item veneuze invasie enkel nog beschikbaar voor patiënten met een T1‐tumor die alleen een endoscopische behandeling ondergaan.
geen extramurale veneuze invasie, intramuraal onbekend
5
suspect
8
n.v.t.
9
onbekend
Procesgegevens
contact_zkh1
Ziekenhuis van eerste contact i.v.m. maligniteit.
Het eerste ziekenhuis waar de patiënt is geweest in verband met klachten gerelateerd aan de maligniteit, en waar op basis van dat bezoek een (verdenking op) maligniteit wordt afgegeven.
Beschikbaar vanaf 2015. In 2015 is CEA alleen prechirurgisch vastgelegd. In 2016 en 2017 zowel pre‐ als postchirurgisch. Vanaf 2018 wordt CEA enkel pre‐ en postchirurgisch geregistreerd voor CRC stadium II en III tumoren en alleen prechirurgisch voor stadium IV tumoren waarbij er sprake is van een behandeling van een levermetastase. In het geval van geen chirurgie is de CEA waarde opgenomen in de variabele prechir_CEA.
Score zoals preoperatief gerapporteerd door de anesthesist voor de operatie. Wanneer de patiënt geen chirurgische behandeling heeft ondergaan, wordt hier de ASA‐score gecodeerd die de MDL‐arts gerapporteerd heeft voor de endoscopische behandeling. Beschikbaar vanaf 2015.
Comorbiditeiten:
Het betreffen comorbiditeiten die aanwezig zijn bij diagnose of ontstaan na de incidentiedatum maar voor de start van behandeling en invloed hebben op het behandelplan.
Hieronder vallen de variabelen beginnend met CCI, welke zijn gebaseerd op de Charlson Comorbdity Index (Charlson, 1987 ‐ A new method of classifying prognostic comorbidity in longitudinal studies; development and validation)
De verschillende nee/ja variabelen van de categorieën zijn samengevat in de variabelen cci_cat (0, 1, 2 of meer) en cci (gewogen score volgens Charlson 1987), waarbij sommige categorieën maar eenmalig meetellen als ze beide voorkomen:
• Cerebrovascular disease en Hemiplegia
• Diabetes en Diabetes with end organ damage
• Mild liver disease en moderate or severe liver disease
• Any tumor en Metastatic solid tumor
Uiteraard is het ook mogelijk om andere keuzes voor samenvattende scores te maken.
Onvolledigheden in scores
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Met name in eerdere jaren zullen deze afwijkingen leiden tot enige mate van misclassificatie en staan bij de betreffende variabele beschreven.
Opmerking: Van 1995 tot 2014 zijn comorbiditeiten alleen in de zuidelijke regio van Nederland geregistreerd. Vanaf 2015 gebeurt dit soms wel landelijk, maar lang niet voor alle tumorsoorten en incidentiejaren. Wanneer de variabelen missing zijn, betekent dat dat er geen comorbiditeiten zijn vastgelegd bij deze tumor.
Risicofactoren
cci_aids
AIDS (including HIV) according to the Charlson Comorbidity Index
Number of categories according to the Charlson Comorbidity Index.
Comorbiditeiten:
Het betreffen comorbiditeiten die aanwezig zijn bij diagnose of ontstaan na de incidentiedatum maar voor de start van behandeling en invloed hebben op het behandelplan.
Hieronder vallen de variabelen beginnend met CCI, welke zijn gebaseerd op de Charlson Comorbdity Index (Charlson, 1987 ‐ A new method of classifying prognostic comorbidity in longitudinal studies; development and validation)
De verschillende nee/ja variabelen van de categorieën zijn samengevat in de variabelen cci_cat (0, 1, 2 of meer) en cci (gewogen score volgens Charlson 1987), waarbij sommige categorieën maar eenmalig meetellen als ze beide voorkomen:
• Cerebrovascular disease en Hemiplegia
• Diabetes en Diabetes with end organ damage
• Mild liver disease en moderate or severe liver disease
• Any tumor en Metastatic solid tumor
Uiteraard is het ook mogelijk om andere keuzes voor samenvattende scores te maken.
Onvolledigheden in scores
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Met name in eerdere jaren zullen deze afwijkingen leiden tot enige mate van misclassificatie en staan bij de betreffende variabele beschreven.
Opmerking: Van 1995 tot 2014 zijn comorbiditeiten alleen in de zuidelijke regio van Nederland geregistreerd. Vanaf 2015 gebeurt dit soms wel landelijk, maar lang niet voor alle tumorsoorten en incidentiejaren. Wanneer de variabelen missing zijn, betekent dat dat er geen comorbiditeiten zijn vastgelegd bij deze tumor.
Cerebrovascular disease according to the Charlson Comorbidity Index.
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Tot/met circa 2012: Cci_cvd bevatte geen TIA en wel significante carotis stenose (d.w.z. behandeld met carotis endarterectomie en carotis desobstructie). Hieronder zullen patiënten onterecht niet of wel worden meegenomen bij de categorie cerebrovascular disease
Diabetes Mellitus according to the Charlson Comorbidity Index.
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Tot/met circa 2018: Diabetes alleen behandeld met dieet is tot/met 2018 wel meegenomen in de registratie
Other malignancy according to the Charlson Comorbidity Index.
Eerdere of gelijktijdige invasieve/maligne kankers behalve basaalcel en plaveiselcelcarcinomen van de huid waarbij de initiële diagnose is gesteld tussen 5 jaar vóór tot 30 dagen ná de diagnose van deze tumor.
Other metastatic solid tumor according to the Charlson Comorbidity Index.
Eerdere of gelijktijdige gemetastaseerde kanker waarbij de diagnose is gesteld tot 30 dagen ná de diagnose van deze tumor. In de NKR zijn wij niet compleet in de registratie van metachrone metastasen. Deze worden bij veel tumorsoorten pas in recente jaren projectmatig of structureel vastgelegd, deze variabele zal dus soms onterecht op 0 kunnen staan.
Myocardial infarct according to the Charlson Comorbidity Index.
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Tot/met circa 2012: Cci_mi bevatte ook angina pectoris, hierdoor zullen patiënten onterecht meegenomen worden bij deze variabele.
Mild liver disease according to the Charlson Comorbidity Index.
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Tot/met circa 2018: Geen onderscheid tussen mild en moderate or severe liver disease. Deze patiënten zijn allemaal meegenomen bij de variabele cci_liver1 in plaats van bij cci_liver2. Voor cci_cat maakt het niet uit, wel voor de indeling naar categorieën en cci.
Moderate or severe renal disease according to the Charlson Comorbidity Index.
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Tot/met circa 2018: Cci_renal bevatte ook milde nierziekten, hierdoor zullen patiënten onterecht meegenomen worden bij de categorie moderate or severe renal disease.
Severe or moderate liver disease according to the Charlson Comorbidity Index.
Vanaf 2019 is de registratie op de Charlson Comorbidity Index afgestemd. Van registraties uit eerdere jaren kunnen daardoor niet alle categorieën goed bepaald worden. Tot/met circa 2018: Geen onderscheid tussen mild en moderate or severe liver disease. Deze patiënten zijn allemaal meegenomen bij de variabele cci_liver1 in plaats van bij cci_liver2. Voor cci_cat maakt het niet uit, wel voor de indeling naar categoriën en cci_index.
WHO performance status voor start van therapie. Wanneer in het medisch dossier de Karnofsky score is vermeld is deze omgezet naar de WHO score, zoals beschreven in Ma et al 2010 ‐ in Interconversion of three measures of performance status: An empirical analysis. Performance status wordt vanaf 2015 geregistreerd.
Systemische chemotherapie naar pre‐ en postchirurgisch ingedeeld.
Bij de bepaling van pre‐ en postchirurgische therapie wordt uitgegaan van de volgorde van de verrichtingen in de NKR. Er wordt uitgegaan van de eerste chirurgische resectie. Lokale chirurgische ingrepen (zoals poliepectomie, excisiebiopsie, TUR, fotodynamische therapie, electrocauterisatie, cryochirurgie, radiofrequente ablatie) worden niet meegenomen in de bepaling.
Chemoradiatie naar pre‐ en postchirurgisch ingedeeld.
Er is sprake van chemotherapie en radiotherapie en gebaseerd op de datums/types, is er waarschijnlijk sprake van chemoradiatie. De chemotherapie‐ en radiotherapiecomponent tellen ook mee bij de variabelen voor systemische chemotherapie en radiotherapie.
Aanvullende resecties worden geregistreerd in combinatie met een specifieke chirurgische behandeling als hierbij aanvullende chirurgie is gedaan om te komen tot een in opzet complete resectie. Er moet dan sprake zijn van: (suspectie op) doorgroei, of verwijdering van een deel van een ander orgaan of meerdere extra organen.
Circumferentiële resectiemarge van chirurgie[1‐2].
Beschikbaar vanaf 2009. CRM werd tot 2020 voor de primaire tumor en positieve lymfeklier als 1 item geregistreerd. De CRM variabele betreft vanaf 2020 alleen de CRM van de primaire tumor.
Hartman resectie uitgevoerd tijdens chirurgie[1‐2].
Omdat de Hartman resectie sinds 2017 niet meer als zodanig wordt vastgelegd in de NKR wordt dit item gebaseerd op registratie van afwezigheid van een anastomose of de aanwezigheid van een stoma zonder einddatum. Niet in alle gevallen is het mogelijk met zekerheid te bepalen of er sprake was van een Hartman resectie. Een stoma kan na de registratiedatum alsnog zijn opgeheven en soms missen de benodigde gegevens t.a.v. stoma en/of anastomose. De Hartman resectie kan daarmee zowel onterecht niet als wel gecodeerd zijn.
Interval incidentiedatum en datum van chirurgie (dagen)[1‐2].
Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
chir_naadlek[1‐2]
Naadlekkage na chirurgie[1‐2].
Beschikbaar vanaf 2008. Naadlekkage/abces wordt alleen gecodeerd na resectie van de primaire tumor. Het wordt alleen gecodeerd bij lekkage van darmvocht of abcesvorming ter plaatse van de darmnaad, waarvoor een heroperatie of een radiologische drainage is verricht, of behandeling met endosponge, chirurgische interventie of heropname noodzakelijk is binnen twee maanden na aanleggen van de naad. Abces wordt geregistreerd als dit daadwerkelijk zo genoemd wordt in het dossier. Als er bij het openen van de buik al een abces bestaat (bijvoorbeeld als gevolg van een perforatie) is het voorkomen van latere abcessen niet relevant.
Dit item wordt gebruikt bij invasieve tumoren om aan te geven of er tumorrest is na een resectie gericht op de primaire tumor (T). Dit item gaat niet over regionale lymfeklieren en metastasen op afstand.
In de bepaling van de radicaliteit wordt alleen gekeken naar de invasieve, primaire tumor. Een eventuele in situ‐component of lymfeklieren in het resectie preparaat worden niet meegenomen in de beoordeling van de radicaliteit van de primaire tumor.
microscopische radicale resectie: als de patholoog aangeeft dat de snijranden vrij zijn en/of dat de ingreep radicaal is geweest en de chirurg in het operatieverslag niet aangeeft dat mogelijk tumorrest is achtergebleven.
microscopisch irradicale resectie: als de patholoog aangeeft dat de snijranden niet vrij zijn en/of dat de ingreep niet radicaal is geweest en de chirurg in het operatieverslag niet aangeeft dat mogelijk tumorrest is achtergebleven.
macroscopisch irradicale resectie: als de chirurg in het operatieverslag aangeeft dat er macroscopische tumorrest is achtergebleven door een incomplete resectie van de primaire tumor. Als chirurg niets in het operatieverslag aangeeft maar wel beschreven in macroscopische deel van PA‐verslag.
Beschikbaar vanaf 2008 voor colon (C18) en rectosigmoid (C19) en vanaf 2015 voor rectum (C20) en TEM (123C18). Vanaf 2015 extra waarde (urgent) beschikbaar.
Beschikbaar vanaf 1989. Therapie met curatieve intentie is niet als zodanig
vastgelegd in de NKR. Het voorkomen van een therapie met curatieve intentie bij de primaire incidentie is gebaseerd op de volgende aannames:
Er bij stadium 1 tumoren orgaan‐ en/of lokale chirurgie is uitgevoerd en/of er sprake is van ycT0, ycN0 en ycM0 (geregistreerd vanaf 2015).
Er bij stadium 2 en 3 tumoren orgaanchirurgie is uitgevoerd en/of HIPEC is uitgevoerd.
Er bij stadium 4 tumoren orgaanchirurgie is uitgevoerd EN er een metastasectomie en/of ablatie op metastasen en/of embolisatie op metastasen en/of HIPEC is uitgevoerd.
Wanneer het stadium onbekend is geldt dat er orgaanchirurgie is uitgevoerd en/of hipec is uitgevoerd en/of er sprake is van ycT0, ycN0 en ycM0 (geregistreerd vanaf 2015) en/of lokale chirurgie is uitgevoerd waarbij er geen sprake is van cM1 en pM1.
Er wordt uitgegaan van een in opzet curatieve therapie bij recidieven indien de opzet van de therapie van de primaire tumor curatief was en er sprake is van orgaan‐ en/of lokale chirurgie en/of een HIPEC behandeling is uitgevoerd en/of er een metastasectomie is geweest en/of ablatie op metastasen en/of embolisatie op metastasen.
Beschikbaar vanaf 2009. Exploratieve chirurgie is een in opzet curatieve operatie, die wordt afgebroken wegens inoperabiliteit of vanwege conditie patiënt.
Beschikbaar vanaf 2009. Exploratieve chirurgie is een in opzet curatieve operatie, die wordt afgebroken wegens inoperabiliteit of vanwege conditie patiënt.
Interval incidentiedatum en datum van exploratieve chirurgie (dagen)[1‐2].
Beschikbaar vanaf 2009. Exploratieve chirurgie is een in opzet curatieve operatie, die wordt afgebroken wegens inoperabiliteit of vanwege conditie patiënt.
Behandelgegevens
expl_chir_uitslag[1‐2]
Uitslag van exploratieve chirurgie[1‐2].
Beschikbaar vanaf 2009. Exploratieve chirurgie is een in opzet curatieve operatie, die wordt afgebroken wegens inoperabiliteit of vanwege conditie patiënt.
co‐morbiditeit en/of performance/functionele status of aanwezigheid andere tumor
12
(verwachte) snelle progressie of overlijden of hoge tumorload
13
wens/weigering patiënt/familie
14
geringe tumorload/weinig klachten
2
functionele status/conditie patiënt
3
sociale context/thuissituatie
4
leeftijd
5
snel na diagnose overleden
6
wens/weigering patiënt/familie
7
hoge tumorload/te uitgebreide ziekte/progressie
8
anders (bij opmerkingen vermelden)
9
onbekend
Behandelgegevens
hipec
HIPEC uitgevoerd.
Beschikbaar vanaf 2005. Voor HIPECs vanaf 2019 in ziekenhuizen vallend onder het HIPEC register is de bijbehorende cytoreductieve chirurgie weergegeven onder de variabele "type metastasectomie".
Beschikbaar vanaf 2005. Voor HIPECs vanaf 2019 in ziekenhuizen vallend onder het HIPEC register is de bijbehorende cytoreductieve chirurgie weergegeven onder de variabele "type metastasectomie".
Behandelgegevens
hipec_int1
Interval incidentiedatum en datum van eerste HIPEC (dagen).
Beschikbaar vanaf 2005. Voor HIPECs vanaf 2019 in ziekenhuizen vallend onder het HIPEC register is de bijbehorende cytoreductieve chirurgie weergegeven onder de variabele "type metastasectomie". Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
hipec_zkh1
Ziekenhuis van eerste HIPEC.
Beschikbaar vanaf 2005. Voor HIPECs vanaf 2019 in ziekenhuizen vallend onder het HIPEC register is de bijbehorende cytoreductieve chirurgie weergegeven onder de variabele "type metastasectomie".
Beschikbaar vanaf 2015.
De volgende therapieën worden beschouwd als lokale levertherapie:
• Hemihepatectomie
• Wigexcisie/segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Lobectomie lever i.v.m. metastasen
• Wigresectie lever i.v.m. metastasen
• Segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Microwave ablatie (MWA) op levermetastase
• Radiofrequente ablatie i.v.m. levermetastasen
• Metastasectomie lever d.m.v. nanoknife/IRE
• Cryo‐ablatie i.v.m. levermetastasen
• Radiotherapie op levermetastasen
• Metastasectomie nno d.m.v. radiofrequente ablatie
• Microwave ablatie (MWA) op metastase
Radioembolisatie en TACE worden niet beschouwd als lokale levertherapieën.
Beschikbaar vanaf 2015.
De volgende therapieën worden beschouwd als lokale levertherapie:
• Hemihepatectomie
• Wigexcisie/segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Lobectomie lever i.v.m. metastasen
• Wigresectie lever i.v.m. metastasen
• Segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Microwave ablatie (MWA) op levermetastase
• Radiofrequente ablatie i.v.m. levermetastasen
• Metastasectomie lever d.m.v. nanoknife/IRE
• Cryo‐ablatie i.v.m. levermetastasen
• Radiotherapie op levermetastasen
• Metastasectomie nno d.m.v. radiofrequente ablatie
• Microwave ablatie (MWA) op metastase
Radioembolisatie en TACE worden niet beschouwd als lokale levertherapieën.
Beschikbaar vanaf 2015.
De volgende therapieën worden beschouwd als lokale levertherapie:
• Hemihepatectomie
• Wigexcisie/segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Lobectomie lever i.v.m. metastasen
• Wigresectie lever i.v.m. metastasen
• Segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Microwave ablatie (MWA) op levermetastase
• Radiofrequente ablatie i.v.m. levermetastasen
• Metastasectomie lever d.m.v. nanoknife/IRE
• Cryo‐ablatie i.v.m. levermetastasen
• Radiotherapie op levermetastasen
• Metastasectomie nno d.m.v. radiofrequente ablatie
• Microwave ablatie (MWA) op metastase
Radioembolisatie en TACE worden niet beschouwd als lokale levertherapieën.
Interval incidentiedatum en datum van lokale levertherapie (dagen)[1‐3].
Beschikbaar vanaf 2015.
De volgende therapieën worden beschouwd als lokale levertherapie:
• Hemihepatectomie
• Wigexcisie/segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Lobectomie lever i.v.m. metastasen
• Wigresectie lever i.v.m. metastasen
• Segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Microwave ablatie (MWA) op levermetastase
• Radiofrequente ablatie i.v.m. levermetastasen
• Metastasectomie lever d.m.v. nanoknife/IRE
• Cryo‐ablatie i.v.m. levermetastasen
• Radiotherapie op levermetastasen
• Metastasectomie nno d.m.v. radiofrequente ablatie
• Microwave ablatie (MWA) op metastase
Radioembolisatie en TACE worden niet beschouwd als lokale levertherapieën.
Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
lok_leverther_zkh[1‐3]
Ziekenhuis van lokale levertherapie[1‐3].
Beschikbaar vanaf 2015.
De volgende therapieën worden beschouwd als lokale levertherapie:
• Hemihepatectomie
• Wigexcisie/segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Lobectomie lever i.v.m. metastasen
• Wigresectie lever i.v.m. metastasen
• Segmentresectie lever i.v.m. metastasen
• Microwave ablatie (MWA) op levermetastase
• Radiofrequente ablatie i.v.m. levermetastasen
• Metastasectomie lever d.m.v. nanoknife/IRE
• Cryo‐ablatie i.v.m. levermetastasen
• Radiotherapie op levermetastasen
• Metastasectomie nno d.m.v. radiofrequente ablatie
• Microwave ablatie (MWA) op metastase
Radioembolisatie en TACE worden niet beschouwd als lokale levertherapieën.
Vanaf incidentiejaar 2019 moet elke (diagnostische) poliepectomie worden gecodeerd. Ook als deze gevolgd wordt door een grotere ingreep, bijv. een hemicolectomie. Ditzelfde geldt ook voor de andere endoscopische behandelingen zoals ESD, EMR en FTR. Deze variabele omvat grotendeels resecties uitgevoerd door een MDL arts, op de ablaties na (deze worden uitgevoerd door een interventie radioloog). Onder de categorie "ablatie" vallen thermo‐ablatie, RFA en MWA op de primaire tumor. Onder de categorie "lokale tumordestructie" vallen Lokale tumordestructie, Fotodynamische therapie, Electrocauterisatie, Cryochirurgie, Lasercoagulatie en Nanoknife/IRE.
Omdat Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM) wordt uitgevoerd door een chirurg valt deze behandeling niet binnen deze variabele maar binnen de variabele "chir".
Datum van lokale resectie uitgevoerd door MDL arts[1‐3].
Vanaf incidentiejaar 2019 moet elke (diagnostische) poliepectomie worden gecodeerd. Ook als deze gevolgd wordt door een grotere ingreep, bijv. een hemicolectomie. Ditzelfde geldt ook voor de andere endoscopische behandelingen zoals ESD, EMR en FTR. Deze variabele omvat grotendeels resecties uitgevoerd door een MDL arts, op de ablaties na (deze worden uitgevoerd door een interventie radioloog). Onder de categorie "ablatie" vallen thermo‐ablatie, RFA en MWA op de primaire tumor. Onder de categorie "lokale tumordestructie" vallen Lokale tumordestructie, Fotodynamische therapie, Electrocauterisatie, Cryochirurgie, Lasercoagulatie en Nanoknife/IRE.
Omdat Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM) wordt uitgevoerd door een chirurg valt deze behandeling niet binnen deze variabele maar binnen de variabele "chir".
Interval incidentiedatum en datum van lokale resectie (dagen)[1‐3].
Vanaf incidentiejaar 2019 moet elke (diagnostische) poliepectomie worden gecodeerd. Ook als deze gevolgd wordt door een grotere ingreep, bijv. een hemicolectomie. Ditzelfde geldt ook voor de andere endoscopische behandelingen zoals ESD, EMR en FTR. Deze variabele omvat grotendeels resecties uitgevoerd door een MDL arts, op de ablaties na (deze worden uitgevoerd door een interventie radioloog). Onder de categorie "ablatie" vallen thermo‐ablatie, RFA en MWA op de primaire tumor. Onder de categorie "lokale tumordestructie" vallen Lokale tumordestructie, Fotodynamische therapie, Electrocauterisatie, Cryochirurgie, Lasercoagulatie en Nanoknife/IRE.
Omdat Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM) wordt uitgevoerd door een chirurg valt deze behandeling niet binnen deze variabele maar binnen de variabele "chir".
Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
mdl_res_rad[1‐3]
Radicaliteit van lokale resectie uitgevoerd door MDL arts[1‐3].
Beschikbaar vanaf 2019 voor de volgende typen lokale resectie: endoscopische resectie / poliepectomie, EMR, EID, FTR en ESD.
Dit item wordt gebruikt bij invasieve tumoren om aan te geven of er tumorrest is na een resectie gericht op de primaire tumor (T). Dit item gaat niet over regionale lymfeklieren en metastasen op afstand.
In de bepaling van de radicaliteit wordt alleen gekeken naar de invasieve, primaire tumor. Een eventuele in situ‐component of lymfeklieren in het resectie preparaat wordt niet meegenomen in de beoordeling van het item radicaliteit 'primaire tumor'.
Microscopische radicale resectie: als de patholoog aangeeft dat de snijranden vrij zijn en/of dat de ingreep radicaal is geweest en de mdl arts in het coloscopieverslag niet aangeeft dat mogelijk tumorrest is achtergebleven.
Microscopisch irradicale resectie: als de patholoog aangeeft dat de snijranden niet vrij zijn en/of dat de ingreep niet radicaal is geweest en de mdl arts in het coloscopieverslag niet aangeeft dat mogelijk tumorrest is achtergebleven.
Macroscopisch irradicale resectie: als de mdl arts in het resectieverslag aangeeft dat er macroscopische tumorrest is achtergebleven door een incomplete resectie van de primaire tumor. Als mdl arts niets in het coloscopieverslag aangeeft maar wel beschreven in macroscopische deel van PA‐verslag.
Type van lokale resectie uitgevoerd door MDL arts[1‐3].
Vanaf incidentiejaar 2019 moet elke (diagnostische) poliepectomie worden gecodeerd. Ook als deze gevolgd wordt door een grotere ingreep, bijv. een hemicolectomie. Ditzelfde geldt ook voor de andere endoscopische behandelingen zoals ESD, EMR en FTR. Deze variabele omvat grotendeels resecties uitgevoerd door een MDL arts, op de ablaties na (deze worden uitgevoerd door een interventie radioloog). Onder de categorie "ablatie" vallen thermo‐ablatie, RFA en MWA op de primaire tumor. Onder de categorie "lokale tumordestructie" vallen Lokale tumordestructie, Fotodynamische therapie, Electrocauterisatie, Cryochirurgie, Lasercoagulatie en Nanoknife/IRE.
Omdat Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM) wordt uitgevoerd door een chirurg valt deze behandeling niet binnen deze variabele maar binnen de variabele "chir".
Ziekenhuis van lokale resectie uitgevoerd door MDL arts[1‐3].
Vanaf incidentiejaar 2019 moet elke (diagnostische) poliepectomie worden gecodeerd. Ook als deze gevolgd wordt door een grotere ingreep, bijv. een hemicolectomie. Ditzelfde geldt ook voor de andere endoscopische behandelingen zoals ESD, EMR en FTR. Deze variabele omvat grotendeels resecties uitgevoerd door een MDL arts, op de ablaties na (deze worden uitgevoerd door een interventie radioloog). Onder de categorie "ablatie" vallen thermo‐ablatie, RFA en MWA op de primaire tumor. Onder de categorie "lokale tumordestructie" vallen Lokale tumordestructie, Fotodynamische therapie, Electrocauterisatie, Cryochirurgie, Lasercoagulatie en Nanoknife/IRE.
Omdat Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM) wordt uitgevoerd door een chirurg valt deze behandeling niet binnen deze variabele maar binnen de variabele "chir".
Interval incidentiedatum en datum van chirurgie gericht op metastasen (dagen)[1‐3]
Behandelgegevens
meta_chir_rad[1‐3]
Radicaliteit van chirurgie gericht op metastasen[1‐3].
Beschikbaar vanaf 2015.
De radicaliteit van de uitgevoerde operatie/ablatie wordt gecodeerd, ongeacht of er (niet behandelde) metastasen achter blijven.
In geval van meerdere gelijke behandelingen op één dag wordt alleen de eerste geregistreerd. De 'slechtste' radicaliteit wordt gecodeerd als er meerdere wigexcisies op één dag worden uitgevoerd en er verschil is in radicaliteit.
Onder overige therapie op de lever vallen de levertherapieën die niet zijn geselecteerd als lokale therapie op de lever. Dit zijn TACE (transarteriële chemo‐embolisatie) bij levermetastasen en transarteriële radio‐embolisatie op levermetastasen.
Beschikbaar vanaf 2015.
Beschikbaar vanaf 2015. In 2015 is CEA alleen prechirurgisch vastgelegd. In 2016 en 2017 zowel pre‐ als postchirurgisch. Vanaf 2018 wordt CEA enkel pre‐ en postchirurgisch geregistreerd voor CRC stadium II en III tumoren en alleen prechirurgisch voor stadium IV tumoren waarbij er sprake is van een behandeling van een levermetastase. In het geval van geen chirurgie is de CEA waarde opgenomen in de variabele prechir_CEA.
Behandelgegevens
prechir_ther_type
Type van prechirurgische therapie.
Radiotherapie: Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor. In de NKR worden voor inwendige radiotherapie en intra‐operatieve radiotherapie specifieke codes gebruikt. In het verleden zijn voor een aantal jaren specifieke codes toegepast voor kortdurende radiotherapie en chemoradiatie, maar deze indeling moet grotendeels afgeleid worden uit de start‐ en stopdatums van de radiotherapie en eventueel de chemotherapie. Het doel van de radiotherapie (curatief, palliatief, vermindering van klachten) is niet geregistreerd. Bij deze variabele zijn de volgende aannames gedaan:
‐Chemoradiatie: Duur van radiotherapie meer dan 7 dagen en overlap in datums met chemotherapie. Indien de datums van radiotherapie en chemotherapie ontbreken en zowel radiotherapie als chemotherapie zijn preoperatief gegeven, wordt dit ook beschouwd als chemoradiatie.
‐Kortdurende radiotherapie: Duur van radiotherapie langer dan 1 dag en korter dan 8 dagen. Indien de radiotherapie preoperatief gegeven is, wordt een duur van radiotherapie langer dan 1 dag en korter dan 10 dagen gezien als kortdurende radiotherapie.
Kortdurende radiotherapie gevolgd door chemotherapie
3
Kortdurende radiotherapie niet gevolgd door chemotherapie
4
Radiotherapie overig
5
Type radiotherapie niet te bepalen
6
Systemische therapie
Behandelgegevens
respons_dat
Datum van responsbepaling.
Beschikbaar vanaf 2016. Vastgelegd bij patienten die systemische therapie krijgen (uitgezonderd onderhoudsmedicatie). Bij diagnose alleen vastgelegd voor M1 tumoren. De beste respons is geselecteerd indien er sprake was van meerdere responsebepalingen.
Interval incidentiedatum en datum van responsbepaling (dagen).
Beschikbaar vanaf 2016. Vastgelegd bij patienten die systemische therapie krijgen (uitgezonderd onderhoudsmedicatie). Bij diagnose alleen vastgelegd voor M1 tumoren. De beste respons is geselecteerd indien er sprake was van meerdere responsebepalingen. Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
respons_uitslag
Uitslag van responsbepaling.
Beschikbaar vanaf 2016. Vastgelegd bij patiënten die systemische therapie krijgen (uitgezonderd onderhoudsmedicatie). Bij diagnose alleen vastgelegd voor M1 tumoren. De beste respons is geregistreerd indien er sprake was van meerdere responsbepalingen.
Radiotherapie naar pre‐ en postchirurgisch ingedeeld.
Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor.
Bij de bepaling van pre‐ en postchirurgische therapie wordt uitgegaan van de volgorde van de verrichtingen in de NKR. Er wordt uitgegaan van de eerste chirurgische resectie. Lokale chirurgische ingrepen (zoals poliepectomie, excisiebiopsie, TUR, fotodynamische therapie, electrocauterisatie, cryochirurgie, radiofrequente ablatie) worden niet meegenomen in de bepaling.
Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor. In principe is de gegeven dosis geregistreerd. Indien niet te achterhalen was of het behandelplan ongewijzigd is uitgevoerd, dan is de geplande dosis geregistreerd. Beschikbaar van 2015‐2019.
Behandelgegevens
rt_start_int[1‐2]
Interval incidentiedatum en startdatum van radiotherapie (dagen)[1‐2].
Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor. Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
rt_startdat[1‐2]
Startdatum van radiotherapie[1‐2].
Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor.
Interval incidentiedatum en stopdatum van radiotherapie (dagen)[1‐2].
Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor. Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
rt_stopdat[1‐2]
Stopdatum van radiotherapie[1‐2].
Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor.
Radiotherapie: Dit betreft radiotherapie gericht op de primaire tumor. In de NKR worden voor inwendige radiotherapie en intra‐operatieve radiotherapie specifieke codes gebruikt. In het verleden zijn voor een aantal jaren specifieke codes toegepast voor kortdurende radiotherapie en chemoradiatie, maar deze indeling moet grotendeels afgeleid worden uit de start‐ en stopdatums van de radiotherapie en eventueel de chemotherapie. Het doel van de radiotherapie (curatief, palliatief, vermindering van klachten) is niet geregistreerd. Bij deze variabele zijn de volgende aannames gedaan:
‐Chemoradiatie: Duur van radiotherapie meer dan 7 dagen en overlap in datums met chemotherapie. Indien de datums van radiotherapie en chemotherapie ontbreken en zowel radiotherapie als chemotherapie zijn preoperatief gegeven, wordt dit ook beschouwd als chemoradiatie.
‐Kortdurende radiotherapie: Duur van radiotherapie langer dan 1 dag en korter dan 10 dagen.
‐Radiotherapie overig: Duur van radiotherapie is 1 dag of langer dan 14 dagen. Deze categorie bevat ook radio‐embolisatie.
Beschikbaar vanaf 2015 als behandeling van de primaire tumor. Een stoma die in de NKR als definitief bekend staat, kan na de registratiedatum alsnog zijn opgeheven.
De middelen systemische therapie worden in de NKR geregistreerd met codes uit het Anatomisch Therapeutisch Chemische classificatiesysteem (ATC codes). Systemische therapie is niet altijd even specifiek geregistreerd, met name voor 2015 werden aspecifieke codes gebruikt.
Interval incidentiedatum en stopdatum van systemische therapie (dagen).
Einddatum chemotherapie is de dag waarop de laatste kuur wordt beëindigd. Indien deze einddatum onbekend is, kan de begindatum van de laatste kuur als einddatum geregistreerd zijn. Als incidentiedatum geldt de datum van de eerste histologische of cytologische bevestiging van de primaire tumor.
Behandelgegevens
syst_stopdat
Stopdatum van systemische therapie.
Einddatum chemotherapie is de dag waarop de laatste kuur wordt beëindigd. Indien deze einddatum onbekend is, kan de begindatum van de laatste kuur als einddatum geregistreerd zijn.
Systemische targeted therapie naar pre‐ en postchirurgisch ingedeeld.
Dit betreft systemische targeted therapie, inclusief immunotherapie.
Bij de bepaling van pre‐ en postchirurgische therapie wordt uitgegaan van de volgorde van de verrichtingen in de NKR. Er wordt uitgegaan van de eerste chirurgische resectie. Lokale chirurgische ingrepen (zoals poliepectomie, excisiebiopsie, TUR, fotodynamische therapie, electrocauterisatie, cryochirurgie, radiofrequente ablatie) worden niet meegenomen in de bepaling.
Tumorgerichte therapie is gedefinieerd als een of meerdere behandelingen gericht op de primaire tumor en/of metastase(n). Indien enkel ondersteunende behandelingen plaatsvinden (zoals het plaatsen van een stoma) of indien de behandeling onbekend is, wordt dit niet gezien als tumorgerichte therapie.